Het liturgisch jaar

(gepubliceerd in in Vorming en Toerusting 1995/5)

Cirkelgang?

Wie de kleurencirkel van het liturgisch jaar ziet,  zou het idee kunnen krijgen van een zich telkens herhalende cirkelgang: Ieder jaar hetzelfde weer opnieuw; zij het dan op een geordende wijze en gestoken in een kleurig jasje.

Dat is nu juist wat het liturgisch jaar niet wil zijn. De kleurencirkel is dan ook misleidend. Het zou geen cirkel moeten zijn, maar een spiraal of een wenteltrap. Want het gaat in het liturgisch jaar om iets dat de cirkelgang doorbreekt: het komen van God in onze tijd. God openbaart zich handelend in onze tijd: de tijd wordt geschiedenis en wij mogen onze uren, nachten en dagen, weken en jaren beleven als een gave van God en als een met God onderweg zijn naar de toekomst.

Het joodse gedachtenisjaar en het liturgisch jaar

Zoals Israël met het gedachtenisjaar de weg volgt, waarlangs God zich aan Israël geopenbaard heeft, zo volgt de kerk met het liturgisch jaar de weg waarlangs God zich aan ons geopenbaard heeft. Hoe anders zou je God kunnen leren kennen en ontmoeten dan door te volgen op de weg van de openbaring? God heeft zich immers niet als een algemene god geopenbaard, die overal te vinden is, maar als de God van Israël, en als de Vader van Jezus Christus.

Het ontbreekt hier aan ruimte om nader in te gaan op het joodse gedachtenisjaar, maar het is belangrijk te weten dat het liturgisch jaar met het joodse gedachtenisjaar verbonden is. Toch  kunnen wij de joodse feesten niet zomaar rechtstreeks overnemen. God heeft zich aan ons geopenbaard in Christus. Daarom is het liturgisch jaar principieel gedachtenis van Christus. Op Pasen vieren wij Christus als de Vervuller van de bevrijding uit het Angstland en de doortocht door de Rode Zee van de dood, en op Pinksteren beseffen we dat de stormwind van de Geest opstak op de Sinaï waar God Zijn wet voor het volk aan Mozes in Tien Woorden uiteenzette. Zo is het liturgisch jaar met het joodse gedachtenisjaar verbonden en volgt het ook het patroon van de joodse tijdsordening, die gebaseerd is op het maanjaar.

 

Zonnejaar en maanjaar

Het zonnejaar rekent uit en legt dingen vast. Een nieuwe dag begint om 00.00 uur. En ieder jaar op 25 december is het kerstfeest. Maar het maanjaar is gebaseerd op waarneming. De nieuwe dag begint als de zon is ondergegaan. En Pasen valt niet ieder jaar op dezelfde datum, maar op de eerste zondag na de eerste nieuwe maan in de lente. En als Pásen geen vaste datum heeft, dan Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen, óók niet. En carnaval, of de crocusvakantie, óók niet. Zo hangt onze tijd aan Pasen, en doorbreekt Pasen alle berekening. Het komen van de Heer in onze tijd vraagt om waakzaamheid!

Tijd, zo leert ons de Schrift zelf, is niet iets dat alleen gemeten en berekend kan worden. Tijd is iets dat je beleeft, ervaart, waarneemt. Je ervaart het aan het ritme van de natuur, de wisseling van dag en nacht, de stand van zon en maan. Ook rijper worden, groeien, volwassen worden, ervaring krijgen, wijs worden heeft te maken met tijd, is een beweging in de tijd. "Leer ons zo onze dagen te tellen, dat wij een wijs hart krijgen" (ps.90).

Tijd verbindt de mens dus niet alleen met de natuur, maar confronteert hem - omdat God in onze tijd binnentreedt-tegelijk voortdurend met de God van de Schepping en de God van de geschiedenis.

 

Gelijktijdigheid

Gedenken is meer dan alleen maar terugdenken. Als de joden Pasen vieren, dan ís het ook opnieuw Pasen. "Wij waren slaven, en wij werden bevrijd". En als wij Pasen vieren, dan zingen wij: "Wees gegroet, gij eersteling der dagen, morgen der verrijzenis!" En vieren we Kerstfeest, dan zingen we: "Heden is Christus geboren. Heden zingen op aarde de engelen." Dat zingen we niet als een herinnering aan wat vroeger gebeurd is. Dat is ook geen poëtische taal van de kerk.  Nee, als God mens wordt, dan is dat een historisch gebeuren, - anders zou het geen menswording zijn-, maar Degene die mens wordt is God, en daarom is het tegelijk eeuwig, van alle tijden. Het gaat ons aan, ons eigen heden. Wij komen niet in de kerk om nog eens officieel te vieren wat we allang wisten. Wat wij te vieren hebben gekregen, is presente werkelijkheid, gebeurt hier en nu. Want "waar twee of drie in mijn Naam bijeen zijn, daar ben Ikzelf in hun midden".

De zondagen en de dagen door de week

Het liturgisch jaar gaat niet alleen van feest tot feest en van zondag tot zondag, ook de dagen worden geteld. Wij kunnen onze zondagen dan ook niet los zien van de dagen van de week. Iedere dag kent zijn getijden, zijn morgen-middag en avondgebed. In sommige streken van ons land herinnert het klokgelui driemaal daags nog aan deze getijden. De kloosters kenden zelfs zeven gebedsuren. In een doorgaande liturgie, "waarin God steeds nieuwe zangen op doet stijgen" (gez.393)  wordt openbaar dat de tijd vervuld is van Gods tegenwoordigheid!

De dag begint bij de avond, als de zon ondergaat. Tijdens het avondgebed wordt het licht ontstoken met een gebed-tegen-de-nacht in: "O Christus, die de zonne zijt der hemelse gerechtigheid, begroet ons met uw dageraad, nu hier het daglicht ondergaat"(gez. 383) (vgl. de zegening van het licht op de sabbath en het ontsteken van de paaskaars in de Paasnacht).  Het morgengebed wekt ons op met Christus op te staan, het middaggebed, als de zon op het hoogst is, brengt ons te binnen, dat het licht van Christus ons leven overstraalt.

De zondagen zijn eerst en vooral dag des Heren. Dag van de Opstanding. Geen sprake dus van feestloze zondagen. Iedere zondag is het Pasen! En tegelijk legt iedere zondag zijn eigen accent in psalm, collectagebed en schriftlezingen. De eigen kleur van de zondagen is afhankelijk van het feest en de tijd, waardoor zij worden gemerkt. Daarom hebben sommige zondagen een sterkere 'inkleuring'  dan andere.

De Paaskring
Onze tijd hangt aan Pasen. Het geloof begint bij Pasen. "Op de eerste dag der week..". ja, die eerste dag der week nam als dag van de Opstanding van de Heer al gauw de plaats in van de sabbath. Het Paasfeest zelf werd vanaf de tijd van de apostelen niet alleen gevierd als de verlossingsdaad van Christus, maar ook als het feest van de doop, waardoor de gelovigen deel kregen aan die verlossing (vgl. Rom.6). Om dit middelpunt heen werden de dagen geteld. Pinksteren, de vijftigste dag van Pasen, werd in de tijd van de apostelen al als de afsluiting en de vervulling van het Paasfeest gevierd. Vijftig is immers het getal van de vervulling.
Ter voorbereiding op het Paasfeest werden eerst veertig dagen, in de zesde eeuw zeventig dagen geteld. Veertig is het getal van de dagen die Jezus in de woestijn doorbracht, voordat hij gedoopt werd, en van de jaren die het volk Israël door de woestijn trok, voor men het beloofde land binnenging. Zeventig is het getal van de jaren van de ballingschap.
De tijd van voorbereiding op het Paasfeest begint dus op de zeventigste of op de veertigste dag (aswoensdag) voor Pasen. Lezingen uit Genesis en Exodus bereiden ons erop voor dat Pasen de vervulling is van Genesis en Exodus. De lezingen uit het evangelie nodigen uit, zeggen wat God aan ons wil doen, geven een programma voor de vernieuwing van ons leven.
De kleur is paars, maar op de zondagen staat niet de ernstige boetegedachte centraal, maar de doopgedachte, de levensvernieuwing. Die levensvernieuwing vormt een goed aanknopingspunt voor onze Biddag voor het gewas, in deze tijd van overgang van winter naar lente.
De zondagen worden niet als vastendagen geteld, want op de dag des Heren wordt niet gevast. De dagen door de week zijn vastendagen, dagen van boete en inkeer. Die beide aspecten van de Voorbereidingstijd, boete en levensvernieuwing, komen natuurlijk het best tot hun recht als de gemeente niet alleen op de zondagen, maar ook door de week samenkomt.
Na zondag Laetare, waarop het licht van Pasen het donkere paars doorlicht, en wij al even zicht krijgen op de heerlijkheid van Pasen, beginnen met zondag Judica, twee weken voor Pasen, de passiezondagen. Dan verlegt de aandacht zich van ónze voorbereiding op het Paasfeest naar het lijden van de Heer. In de stille week intensiveert zich dat.
Op de vooravond van de Goede Vrijdag begint het Paasfeest. Op deze avond vieren we de inzetting van de Maaltijd van de Heer. Witte Donderdag is deze dag gaan heten. Want het wit van het heil dat van Godswege in Christus tot ons komt, kleurt deze dag. Het is de dag van de Verzoening, de dag waarop vroeger dan ook de boetelingen weer werden opgenomen in de kring.
Op Goede Vrijdag komt de gemeente voor een wake bij het kruis, de kleur is paars. Op de Stille Zaterdag kan er een wake bij het graf gehouden worden. Dan is de kleur rood, de kleur van de Geest, die sterker is dan de dood. De avond van de Stille Zaterdag is het begin van het feest der Opstanding. De kleur is wit. En dat blijft zo vijftig dagen lang, dagen en zondagen die ons telkens met andere beelden willen zeggen wat het betekent dat de Heer is opgestaan uit de doden. Dan op de vijftigste dag is het Pinksteren. Het feest van de Geest. De kleur is dus rood. Nu worden wij opgewekt om als opgestane mensen, als Paasmensen te leven.

De zondagen na Pinksteren
Op de eerste zondag na Pinksteren , zondag Trinitatis, vieren we hoe heerlijk God zijn Naam waarmaakt op deze aarde. Hij is met ons als Vader, Zoon en Heilige Geest. Het is als het ware een samenvatting van het heil dat wij in drie grote feesten: Kerst, Pasen en Pinksteren te vieren hebben gekregen. De kleur is wit.
De zondagen na Pinksteren zijn groene zondagen. Het gaat om groei, om leven. Om leven vanuit Pasen, wel te verstaan. We hebben er tijd voor nodig om te leren leven als bevrijde mensen.
- de herfstkring
Dan, als de zomer ten einde loopt komt er een kentering in de tijd. Zo natuurlijk als de overgang van zomer naar herfst verloopt, zal de overgang van onze wereldtijd naar het aanbreken van het koninkrijk en zijn gerechtigheid niet verlopen. Het volgen van de Heer brengt ons in conflict met de wereld om ons heen, met onszelf. De messiaanse weg is geen weg van geleidelijke overgang, maar een doorgang. Een strijd tussen dood en leven, tussen onrecht en recht, tussen schuld en vergeving, tussen natuurlijke banden en verbondenheid in de Heer.
Vanouds vierde de kerk bij de wisseling der seizoenen zgn. Quatertemperdagen. Zo bij het begin van de hersft, in de derde week van september, met name op de woensdag, de vrijdag en de zaterdag. De joodse feesten die op deze kentering der tijden gevierd worden: het joodse Nieuwjaarsfeest, de Grote Verzoendag, het Loofhuttenfeest, vormden de achtergrond van deze dagen. Het zijn kritieke dagen, waarin gebeden moet worden dat wij de toekomst niet verspelen. Dat is op deze en komende zondagen in de liturgie terug te vinden. In het verlengde hiervan kunnen wij onze Dankdag voor het gewas in ere houden!.

De zondagen van de Voleinding en van de Advent
Na deze herfstkring komen de zondagen van de Voleinding. Het gaat om het komende Rijk, om de komst van de Heer in heerlijkheid. Op deze zondagen en op de zondagen van de Advent worden wij extra getraind in iets waar we altijd op bedacht moeten zijn: het komen van de Heer in onze tijd. Onze blik wordt op de toekomst gericht, wij zijn gericht op de (weder)komst van de Heer. De kleur is wit. Het stralende wit van de Heer, die komt in heerlijkheid. De zondag van de Voleinding, wel gevierd als laatste zondag van het kerkelijk jaar, kan zo nooit een 'kerkelijke oudejaarsavond' worden. Want het is juist in de gerichtheid op Gods toekomst dat wij ons verbonden mogen weten met allen die ons in het geloof zijn voorgegaan. Oude kerken zijn vaak zo ingericht dat de gelovigen letterlijk met hun gezicht naar het oosten zitten. Want vandaar zal de Heer wederkomen. En in de kerktuin rondom zo'n oude kerk zijn ook de doden met hun gezicht naar het oosten begraven. Vanuit die gerichtheid op de toekomst kunnen op deze zondag dan ook de namen van de ontslapenen genoemd worden. Maar dat kan ook op de dag van Allerheiligen.
Oorspronkelijk hoorden de zondagen van de Voleinding en die van de Advent bij elkaar als een voorbereiding op de Epifanie, de verschijning van de Heer. Maar al gauw treedt de geboorte en de menswording van Christus op de voorgrond. Dan wordt terwille van een historische voorstelling van Jezus' leven het jaar niet meer van Pasen tot Pasen geteld, maar wordt de Advent het begin van het kerkelijk jaar.
De zondagen van de Advent hebben weer de kleur van boete en inkeer, het paars dat ons bepaalt bij onze voorbereiding. De eerste Advent zegt het duidelijk: Hij komt! De tweede Advent nog duidelijker: Hij komt naar Jeruzalem! De derde Advent roept op tot blijdschap, want: Hij is nabij. En de vierde Advent zegt ons: Hij komt als mens...

De Kerstkring en Epifanie.
Ook het feest van de geboorte van de Heer begint op de avond tevoren. " Heden zult Gij weten dat de Heer zal komen en in de morgen zult gij zijn heerlijkheid zien". De kerstmorgen kan eigenlijk niet gevierd worden zonder de Maaltijd van de Heer. Want het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Acht dagen duurt het kerstfeest; de achtste dag is de dag van de besnijdenis en naamgeving van de Heer, en dat valt altijd op 1 januari. Opnieuw een jaar, dat mag aanbreken in de Naam van de Heer.
Op 6 januari is het feest van Epifanie. Een feest dat van groter belang is dan het Kerstfeest. Want de geboorte van een kind is op zich niet zo bijzonder, het gaat erom: wat betekent dit kind voor de wereld. Hoe verschijnt Hij in deze wereld? We horen daarvan in het verhaal van de wijzen uit het Oosten, de doop van Jezus in de Jordaan en zijn optreden op de bruiloft van Kana. En als de voorbereidingstijd voor Pasen nog niet is aangebroken, dan gaat het verder met verhalen hoe Hij verschijnt in de levens van mensen: als de Heiland, de geneesheer, als de Ontfermer, als de Meester die mensen roept om zijn leerlingen te worden en Hem te volgen op Zijn weg.

Nog eens: De weg van het liturgisch jaar
Het liturgisch jaar zet niet in bij de zoekende mens, of bij de gebeurtenissen in onze maatschappij, maar bij de gedachtenis van Christus. Het volgt de weg van de openbaring, d.i. de weg van God naar de mens, niet de weg van de mens naar God. Dat geeft velen het gevoel dat het dan te ver van ons af komt te staan, dat het niet aansluit bij wat de moderne mens beweegt, en niet inspeelt op onze samenleving.
Maar: als je bij de mens begint, bij wat hij al dan niet ervaart en voelt, kom je dan wel uit bij de God van Israël? Wordt God dan ooit echt de Ander, die op je toekomt, zich ontfermt, je aanspreekt, roept en bevrijdt? Als je, zoals het liturgisch jaar doet, bij God begint, uitgaat van Zijn komen in onze tijd, dan kun je er zeker van zijn dat je uitkomt bij de mens in nood. "Ik heb terdege gezien de ellende van mijn volk en ik ben nedergedaald om hen te redden" zegt Hij tot Mozes en doet Hij in Christus. Langs deze weg mogen wij ons gekend weten in onze nood, en worden wij met beide benen op de grond en in de samenleving gezet!

This entry was posted in artikelen. Bookmark the permalink.