Lezing van Pjotr Hendrix op een gemeenteavond in Ginneken, november 1975
Ik begin met een paar jaartalletjes. Hoe kan dat dat je over de kerk gaat spreken en dan met een paar jaartallen begint? De kerk is toch het mysterie bij uitnemendheid, die alle historie en tijdelijkheid teboven gaat. Kerk is een inbraak van het goddelijke juist in de tijdelijkheid. In de kerk wordt de tijd teniet gedaan.
Maar die kerk heeft ook een buitenkant. Een uiterste rand van die kerk staat in de historie en daarom durf ik met twee jaartallen te beginnen. Dat zijn 1054 en 1517. Ach, ach wat een trieste jaartallen.
1054: de ongedeelde kerk verscheurt en vervalt in tweeën: in het Westen Rome, in het Oosten Constantinopel.
De kerk van het Westen gaat een eigen ontwikkeling, een eenzijdige ontwikkeling. Het wordt wat geborneerd natuurlijk ook. De Ecclesia Romana. Wij worden speciaal onder de hoofdstad Rome de Ecclesia Romana. Met alle kanten die Rome natuurlijk heeft, de organisatie van Rome, maar ook de trots van Rome, de superbia Romana.
En in het Oosten gaat de kerk verder onder Constantinopel en leeft daar van het Griekse erfdeel. Het Griekse erfdeel dat wij helaas dus in het Westen ten dele zijn kwijtgeraakt.
En nu een ander jaartal: 1517
Misschien als we de scheiding in 1054 niet gehad hadden, dan waren we niet zo eenzijdig geweest in onze Roomse ontwikkeling en was 1517 niet nodig geweest. Maar die ontwikkeling is zo eenzijdig geweest dat Luther moest protesteren.
Twee trieste jaartallen:
1054 De scheiding tussen Oost en West; als die er niet geweest was en de universeele orthodoxe katholieke kerk was als grote eenheid gebleven, 1517 zou misschien niet nodig geweest zijn. Al is er in die Reformatie iets merkwaardigs. Ik denk wel eens dit: als de beginnende reformatie de orthodoxie gekend had, zou ze dan niet anders verlopen zijn? Maar de tijden waren zo ongunstig. Nu blijkt het ons achterna, dat er een correspondentie geweest is van Melanchton met de patriarch van Antiochië. Daar is dus in het begin van de Reformatie heeft een van de reformatoren Melanchton gecorrespondeerd met de patriarch van Antiochië. Maar ja, dat is door de ongunstige tijden niet kunnen doorgaan. En helaas ook de Reformatie heeft zich eenzijdig ontwikkeld.
Twee trieste jaartallen. Nu daarnaast twee andere jaartallen: die zijn niet triest maar die zijn in den beginne belangstrekkend geweest, en dat zijn: 1453 en 1918.
1453: Constantinopel, het centrum van de orthoxie, van de kerk in het Oosten wordt ingenomen door de Turken. En men heeft gezegd: betekent dit nu niet het einde van de kerk, het einde van de orthodoxie. Nee, want de traditie van Constantinopel, het tweede Rome wordt overgenomen door een derde Rome: Moskou en de Russen nemen nu Constantinopel ingenomen is door de Turken, de traditie van de Kerk over. Dus het middelpunt van de kerk, Constantinopel, komt onder de heerschappij van de ongelovigen, maar straalt uit naar een andere kant.
En nu is er nog zo'n tweede jaartal: 1918. Iets dergelijks. Rusland neemt de traditie van Constantinopel over en ook de eenzijdigheid van de kerk in Rusland valt in 1918 ten prooi aan de Revolutie. En dan zijn er ook weer velen die zeggen: betekent dit nu het einde van de Kerk? En nu hetzelfde wonder wat er gebeurt in 1453. Men denkt: betekent dit nu het einde van de kerk in het oosten, van de orthodoxie? Nee, het straalt uit naar een andere kant: ook in 1918. Want wat gebeurt er: de emigranten komen naar het Westen.
Ach, ach, ik heb dat zelf nog meegemaakt. 1918. Wij dachten: is dit nu het einde van de orthodoxie in het oosten? Moskou ten prooi aan de Revolutie. Nee, wat is er sinds die tijd veel veranderd. En de emigranten die komen hier en heel merkwaardig... Als ik denk aan mijn jeugd, kibbelden wij natuurlijk, roomse en protestantse jongens, in Leiden, kibbelden wij: wie staat nu het dichtste bij de oude kerk, wie staat het dichtste bij de ware kerk? Nu dan komen daar die emigranten wel, maar dat heeft helemaal niets te betekenen. Die Russisch orthodoxe kerk, dat zijn van die rare Sinterklazen met die hoge mutsen. En die brengen dan die ikonen mee, maar dat is allemaal verstard. Wij hadden in onze jeugd voor de orthodoxie maar één woord over: heel de kerk, heel de theologie, het is alles verstard. Met dat woord verstard was alles afgedaan.
O wonder, nu zijn we niet in 1918, maar meer dan een halve eeuw verder. O, het is alsof ons de schellen van de ogen zijn gevallen. Nu verkeren wij in een grote crisis. Ik hoef u toch niet te zeggen, al onze kerken verkeren in een grote crisis en juist de zo hechte Romana, de rots van Petrus, ja, ja...
Laatst zei prof. Berkhof tegen mij.. Ik zei: in onze jeugd zongen wij als roomse jongetjes: alles hier beneden wankelt, maar de rots van Petrus wankelt niet. Jawel, zei Berkhof: maar de stukken die vliegen er op het ogenblik maar af. Wie had dat ooit gedacht. Ik geloof in geen kerk van het westen grijpt de crisis zo diep in als in de schijnbaar machtige Romana. En wat is dat snel gegaan. En nu, nu komt daar de kerk van het Oosten en vinden we elkaar in de oecumenische beweging. En we hebben gekibbeld, kinderen van Rome en van de Reformatie, die hebben gekibbeld, en als het ware, nu komt daar onze oude moeder de kerk, met een zekere glimlach: jullie eenzijdigen, jullie eenzijdig verstandelijken, verstandelijk bekrompen mensen, dat je over die dingen gekibbeld hebt. O wat wonderlijk is dat alles gegaan. Ons zijn de schellen van de ogen gevallen. Die rare mensen, die verstarde sinterklazen met die hoge mutsen op, met die theologie die zich niet ontwikkeld heeft, en met die verstarde ikonenkunst. Die verstarde ikonenkunst...! En ik kom bij mijn collega's van de theologische faculteit in Leiden, en wat zie ik daar hangen: fotocopieën van Russische ikonen. Wat is dat toch allemaal merkwaardig gegaan. Zijn ons de schellen van de ogen gevallen. Hoe komt dat dat wij dat niet gezien hebben. Dat wij, toen de eerste emigranten in 1918 hier kwamen, niet gezien hebben dat ze hun theologie meebrachten, waarbij de eenzijdigheden van ons, kinderen van Rome en de Reformatie als het ware op een hoger niveau werden opgeheven, dat ons als het ware een derde weg werd gewezen, waarin we beiden onszelf konden herkennen. Dat is merkwaardig. En mag ik daar vanavond dan met u een beetje over mediteren. Het herkennen. Herkennen wij onszelf door het contact met de orthodoxie? Door het contact met de orthodoxie herkennen wij ons! Daar is dus geen sprake van proselitisme, van zieltjeswinnerij, maar o, zeggen wij, in de oecumenische beweging ontdekken wij: maar lieve vrienden van de oude ongedeeld moederkerk: jullie hebt klanken bewaard, die ons niet helemaal onbekend voorkomen. Maar eigenlijk, natuurlijk, erover nadenkend, ik zeg, dat hebben wij ook, maar alleen: wat is het diep weggezakt. Zou dat misschien een vrucht kunnen zijn van het contact met de orthodoxie, dat we , wij kinderen van Rome en de Reformatie, tegen de oude orthodoxe moederkerk kunnen zeggen: maar dat hebben wij ook, wat heerlijk dat ge ons wakker geschud hebt. En dat is niet verstard, maar dat leeft en bij u en bij ons, wat heerlijk dat ge juist nog op tijd gekomen zijt, want wij hebben het ook. Alleen wat is het bij ons diep weggezakt.
En wat zijn dat nu, om maar een paar punten met u te behandelen. Enkele visies waarvan wij kunnen zeggen, dat hebben wij ook:
1. Heden.. het heden. Kijk ik heb altijd tegen mijn studenten gezegd, in Leiden, er zijn maar een paar woorden en die moet je proberen in het Latijn te onthouden. Hodie - vandaag, heden. Eén van die grote woorden van de liturgie, van de theologie der kerk. Alle feesten die wij vieren zijn geen herinneringen, zijn geen herdenkingen, maar het gebeurt hier en nu, maar gevoileerd. Alles wat wij in de kerk doen, wat wij in de kerk vieren, dat gebeurt hodie.
Hebben wij dat ook in Rome en de Reformatie? Ja, maar we moeten het ons bewust maken, want het is zo diep weggezakt. Als ik.. in het oude Romeinse brevier staat een gezang voor de vespers met kerstmis, en dat begint aldus: Hodie Christus natus est. Heden is Christus geboren. En dan gaat het verder: hodie canunt in terra angeli. Heden zingen op aarde de engelen. En dan staat er...en dan ben ik een oude schoolmeester, en dan moet u niet zeggen, nou ja, dat is de poëtische taal van de kerk, dat moet je niet zo letterlijk nemen... wat? zeg ik dan, de taal van je heilige moeder, van onze heilige moeder de kerk moeten we niet.. dat is wonderlijk.. hebben de Russen ons dat bijgebracht. Het kerkbesef. Onze moeder de kerk. Wat merkwaardig dat de kerk een vrouw is, een wonderlijke vrouw, een maagd en moeder van ontelbaar vele kinderen, ze is heel erg jong en oeroud. Onze heilige moeder. Uw moeder en mijn moeder
Wat onze heilige moeder de kerk ons in haar liturgie voorhoudt, dat kunnen wij niet afdoen met: nou ja, dat zijn maar wat fantasieën, dat is maar een beetje van die poëtische taal. Nee, nee, dan zeg ik met Luther, het woord moet je laten staan. Als ik dan de kerk van Rome hoor zingen: heden is Christus geboren, heden zingen op aarde de engelen, dan staat er het praesens! En als u dan zegt, nou ja het is natuurlijk kerstfeest en dan zingen we dat om ons te herinneren wat er vroeger gebeurd is, niks! Weet ik wat er gebeurd is. Het gebeurt hier en nu. Ziet u wel, ik laat u daar al zien, in een gezang van Rome, dat de kinderen van Rome het ook hebben. Heden zingen op aarde de engelen. In het praesens staat het!
En in de Reformatie: u komt op eerste paasdag in de kerk en zingt: Gegroet, gij eersteling der dagen, morgen der verrijzenis. Is het dan maart/april wanneer u de opstanding gedenkt.. gedenkt, niet herdenkt! - Er wordt in de kerk niets herdacht. De kerk gebruikt geen straattaal, de jongens op straat zeggen: joh, er is wat gebeurd, kom gauw kijken. In de kerk mag je niet vragen: wat is er gebeurd? In de kerk is er niks gebeurd. In de kerk gebeurt het: hodie, heden op de heilige en grote vrijdag hebben wij de Heer begraven en zijn we met Hem de verschrikkelijke tocht begonnen om in de Paasnacht met Hem op te staan. Hodie... En als reformatorische christenen zingen: gegroet, gij eersteling der dagen, morgen der verrijzenis, dan kan ik als nuchter mannetje zeggen: net alsof het nu gebeurt. Ja, zonder het te weten, zonder het te beseffen.. ook wij hebben die idee van dat heden. Het gebeurt hier en nu. Maar het is diep weggezakt.
2. Uw pastor heeft zojuist de vesper gevierd. Of niet? Of heeft hij die niet gevierd. Nee, de engelen hebben die gevierd. Wat doet die pastor dan? Hij doet van tijd tot tijd de deur open. Hij is een soort koster. Hij doet een deur open. En als een deur wordt opengedaan, dan krijg ik een inzicht en wat zie ik dan? Dan zie ik in de hemel. Het voorportaal gaat open en dan zie ik in de hemel. Cum angelis et archangelis. Wie vieren de liturgie? Met engelen en aartsengelen. Met cherubijnen en serafijnen. Gelooft u het? heeft u die engelen wel eens gezien? Ik heb ze nooit gezien. Des te erger voor mij.
Wat betekent eigenlijk orthodoxie: orthos en doxos. Een orthodoxe christus is iemand die recht staat in de heerlijkheid. Wanneer ge bij de heilige liturgie tegenwoordig zijt, staat ge temidden van cherubijnen en serafijnen, dan staat ge niet meer op aarde, maar in de hemel.
Dat hebben wij in de Romana ook. En u hebt het ook. Achter de catechismus staat over het heilig avondmaal een bede, dat wij met onze zintuigen niet aan brood en wijn blijven hangen, maar opgevoerd worden tot in de hemelen, waar Christus troont in heerlijkheid. Daar zegt dus ook het reformatorisch formulier, dat het heilig avondmaal niet gevierd wordt op aarde, maar in de hemel. We staan bij de viering van de heilige dienst niet meer op aarde, maar in de hemel.
3. Hier en nu, het gebeurt hier en nu. En we staan in de hemelse heerlijkheid, reeds en nog niet. Hier en nu, eigenlijk is dat hetzelfde als dat hodie. Het gebeurt heden, hier en nu. Maar nu komt de moeilijkheid, dat is zo het merkwaardige, dat de moderne mens, de moderne religieuze mens ziet dat beter dan de religieuze mens van een 50, 60 jaar geleden: het gebeurt hier en nu. Het gebeurt, maar niet voor de zintuigen, zintuiglijk waarneembaar, maar het gebeurt au dela de la raison, aan de andere kant van het verstand. Het gebeurt symbolisch. Het gebeurt in symbolen. Pas op, dat u daar niet het woordje "maar" bij zet. Kijk, als ik in Parijs ben, en ik zie de nederlandse vlag, dan is dat een symbool van mijn vaderland. Maar meer niet. Niet vererenswaardig. Niet aldus in de kerk. In de kerk is alles symbool. Maar dat is een moeilijk woord, dat is een geladen woord. Als men in de reformatorische dagen het symbool begrepen had, dan was heel de reformatie niet nodig geweest. Wat er op de heilige tafel staat, dat zijn de symbolen van het lichaam en bloed des Heren. Want wat betekent het woord symbool? Het bestaat uit twee stukken: sym en bool. Het eerste stuk betekent: mede, samen, bij elkander komen. En dat tweede stuk dat is is de stam van het Griekse balloo, dat betekent werpen. Dus twee dingen die je samenwerpt. Die je samen laat komen. Bij het symbool ben je op een grensgebied. En zo is de kerk, de kerk staat op een grensgebied. De kerk staat reeds in de toekomende heerlijkheid, en toch nog niet ten volle. Het is alles in de kerk nog gevoileerd. Een grote voile. En die voile kan soms heel dik zijn, maar soms wordt die voile zo dun, dat je zegt: o, maar nu zie ik het. En ze wordt even weggeschoven in de heilige Paasnacht.
De kerk is zelf symbool van de hemelse werkelijkheid.
Nu kun je het niet meer zeggen. In de kerk is reeds het koninkrijk aangebroken, maar toch nog niet. Hier moet het redelijke menselijk denken zichzelf tegenspreken. Hier schiet de taal tekort. Reeds en nog niet. In de kerk is reeds de goddelijke eeuwigheid aangebroken, en dan moet ik mezelf tegenspreken: maar nog niet ten volle. Hier moet het menselijke denken zichzelf tegenspreken. Reeds en nog niet. Hier schiet de taal tekort.
En met de feesten ook. Het feest bij uitnemendheid, het heilige pascha, de grote transitus, is er reeds en toch nog niet ten volle. Het is er, maar op een andere wijze dan de dingen hier, dan de tastbaarheden.
Dat hebben wij ook. Maar wat is het bij ons diep weggezakt!
Wat hebben wij gemeen:
Heden - het gebeurt hier en nu - met engelen en aartsengelen, - reeds en nog niet.
Wat hebben wij te doen? De weggezakte kennis die er van deze dingen is in onze kerk weer levend te maken.
Adventus - parousia: Hij is er en toch nog niet. Hij is er, bij elke kerkdienst is Hij er. Wat is een kerkdienst? Even wegschuiven van het gordijn, de voile iets dunner maken. En even begin je wat te zien. Christus is in de hemel en wij vieren gemeenschap op aarde met Hem, die in de hemel is. Wij gaan naar de kerk om even een blik in het paradijs te mogen krijgen. O wat heerlijk om naar de kerk te gaan! Ach, ach, onze kerken lopen leeg, omdat het misschien verstandelijk allemaal zo verstard is. En waarom wordt in onze kerken niet meer gezegd: o, wat heerlijk om naar de kerk te mogen gaan? En even te staan in de voorhof van het paradijs? Maar tegelijk: we staan nog op aarde. Je moet jezelf met deze dingen voortdurend tegenspreken. Net zoals Augustinus doet. Als hij iets gezegd heeft, dan zegt hij: aliud, aliud, nee, nee, wat ik nu gezegd heb is niet waar, het heeft nog een andere kant, nog dieper. Dat is de ware spreektaal van de kerk. Je kunt er alleen maar omheen praten. Je kunt het nooit benaderen, in een definitie vaststellen. Dat is wat wij in het westen hebben willen doen. Je kunt de dingen der kerk niet in een definitie vastleggen. Je kunt er alleen maar omheen praten. Je kunt er alleen maar in geheimtaal over spreken.
We hebben die dingen, maar ze zijn bij ons diep weggezakt. Heden- een blik in het paradijs- cum angelis et archangelis.
O, wat heerlijk om naar de kerk te mogen gaan! Het paradijs, daar staat de heilige tafel, en daarop ligt het heilige woord. Wat waren er in het paradijs? Bloemen. Waarom zet u toch bloemen op uw heilige tafel? En kaarsen? Als dat niks is dan om het alleen maar een beetje aantrekkelijk te maken, dan zeg ik met een oud-gereformeerde boer bij ons uit het Alblas: da's maar roomse uiterlijkheid. Maar het zijn symbolen. Het zijn aanduidingen. Ik ga naar de kerk om nog even weer een vermoeden te hebben van het paradijs dat komen gaat: In het paradijs zijn bloemen, en het heilige woord wordt opengeslagen, en het licht der kaarsen schijnt erop: het licht van de kennis.(2 Cor. 2,14)
De kerkgang op zondagmorgen is de gang naar het heropende paradijs. De heilsgeschiedenis begint met het gesloten paradijs. En wij, in de kerk leven in het heropende paradijs. Wie zijn er in het heropende paradijs? Vrouwen met geurige stoffen. Deze dingen zijn oerreformatorisch, want nu zou ik erbij moeten halen de oud-gereformeerde oefenaar met zijn mystieke schriftverklaring. De vrouwen, dat zijn de zielen der vromen en de geurige stoffen, dat zijn de hymnen. Dat alles is in de tuin van de Opstanding. Nu kom ik dus van de kant van de orthodoxie en van de orthodoxe betekenis van de liturgie, kom ik bij de mystieke schriftverklaring van de oud-gereformeerden bij ons in de buurt in Dordrecht. Want hoe dieper je in de schrift graaft hoe groter geheimenissen je vindt. Dat is ook liturgie. Preken en liturgeren is hetzelfde. Het is graven in de Schrift om geheimenissen te vinden.
Punten die we gemeen hebben:
Het gebeurt hier, maar het is voor de ingewijden. En er is een inwijding mogelijk. Hoe dieper je in de Schrift graaft, hoe grotere inwijding je krijgt en hoe groter mysteriën je vindt. In de kerk is het altijd heden, altijd Pasen. De eindeloze Paasdag, en die heet in de oude liturgische teksten: de avondloze dag. Gesymboliseerd in het getal 50. We staan dus reeds in het eindeloze Pascha, ja en nee. Reeds en nog niet. En dat maakt het ook interessant in de kerk. We staan in de tuin. Is de tuin open? Ja, maar nog niet ten volle. En we staan er met de vrouwen, met Maria Magdelena. En er zijn engelen en aartsengelen, en het gebeurt hier en nu, maar gevoileerd. En die voile, dat zijn nu de heilige liturgische riten.
De liturgie. Wat wordt dat weinig verstaan. Zowel in Rome als in de reformatie. Ik heb daarnet een brief in handen gekregen, een brief van de bisschoppen van de Rkk voor de Advent. Nou, als er roomskatholieke hoorders onder mijn gehoor zitten, dan moeten die niet boos worden: slappe kost! Slappe kost! Want ik lees daarin, ik citeer: "een werkelijkheidsvolle liturgie", ik vraag me af: wat is dat? Zijn er dan niet-werkelijkheidsvolle liturgieën?? De liturgie is de werkelijkheid, het acteren in de hemel van de engelen en de aatrsengelen bij uitnemendheid, maar ...in een "werkelijkheidsvolle liturgie", die moet "allereerst van beneden af geschieden". Dat is nu democratisch misschien mooi gezegd, maar dat is in de kerk niks. De liturgie geschiedt niet van beneden af. Maar van bovenaf. De liturgie is geschenk van onze heilige moeder de kerk. En wij moeten terugkeren, een retour au source, tot de vaders der kerk, Johannes Chrysostomos, Basilius en Gregorius, en zeggen: vaders, leer ons, hoe moeten wij bidden? Leer ons bidden. Liturgie moet niet van beneden af gemaakt worden. Nog iets: die liturgie wordt genoemd: een poort naar de toekomst. Wat is dat nou weer? Dat is heel aardig. Maar, .. nee,de liturgie is porta coeli, de poort des hemels. De geopende deur des hemels. Nog iets: "De liturgie", staat daar in die brief van de bisschoppen, "wordt ook gemaakt op de plaatsen waar hij feitelijk wordt gevierd". Nonsens! De liturgie wordt niet gemaakt op plaatsen waar hij wordt gevierd. Het is niet even samenkomen en zeggen: nu zullen we eens een liturgie gaan maken. De liturgie wordt niet gemaakt. De liturgie is het kostelijk erfstuk van onze moeder de heilige kerk. Laatst lees ik zoiets over thematische liturgie. Jawel, zegt dan een dominee of pastoor, nu verzamel ik, voor zo ver ze tenminste nog in de kerk komen, nu verzamel ik de jongeren, een paar dagen tevoren, en nu gaan we samen even de liturgie van de volgende zondag maken. Het is jammer, het is allemaal zo goed bedoeld. Nu gaan we samen een liturgie maken. Het thema kan zijn het huwelijk, gastarbeiders, verhoudingen in het gezin, en dan zoek je een paar teksten erbij. Je kunt altijd wel wat teksten vinden, en een paar liedjes en dan heb je een liturgie. Nonsens. Dat is geen liturgie. De liturgie is het heilige handelen, is de orthodoxe handeling, waarbij je staat in de heerlijkheid, waarbij je staat in de voorhof van het paradijs.
Het contact met de orthodoxie moet ons doen graven naar onze eigen diepere ondergrond. Je staat in de kerk in de overgang. Pascha. Transitus.