Verkenning van een gastvoorganger

Nu ik sinds enige tijd geen eigen gemeente meer heb, maar als gastvoorganger in verschillende gemeenten kom, leek het me aardig om iets te schrijven over mijn ervaringen als gastvoorganger.

Ik neem daarbij als leidraad de brief die je vaak enige weken, soms zelfs enige maanden, van te voren krijgt. Daarin staat allereerst dat men blij is dat je bereid bent op die en die zondag voor te gaan in de gemeente, direct gevolgd door: ‘bijgaand vindt u de orde van dienst zoals die bij ons gebruikelijk is’. Er mag een mooi Dienstboek PKN deel I zijn, maar ik heb nog nooit een brief gezien, waarin staat: ‘wij volgen Orde I of Orde II uit het Dienstboek’. Omdat ik 25 jaar lang heb meegewerkt aan de totstandkoming van dat Dienstboek, stelt me dat natuurlijk iedere keer weer teleur.

De gemeenten waar ik als gastvoorganger kom, noemen zich over het algemeen ‘liturgische’ gemeenten. In de brief staan vaak de psalmen en lezingen van de betreffende zondag al vermeld. Meestal houdt men zichzelf en de gastvoorganger dus aan het oecumenisch leesrooster. Een enkele keer kom je tegen: ‘wij volgen het leesrooster van Kind en Zondag’.
Ik kom met regelmaat in protestantse gemeenten: Ginneken Breda, Kruispunt Den Haag, Oude kerk Soest, Oranjekapel Utrecht, Torenpleinkerk Vleuten, Opstandingskerk Bilthoven, en in evangelisch-lutherse gemeenten: Hilversum, Amstelveen, Amsterdam Zuid-Oost en Woerden.

De evangelisch-lutherse gemeenten volgen meestal het Katern Evangelisch-Lutherse Kerk. Er hoeft niet eens een liturgieblaadje gemaakt te worden, want de liturgie zit ingesleten in de lutherse zielen. Iedereen zingt als vanzelf de acclamaties. En als voorganger hoef je niet telkens te denken: wat moest ik nu ook alweer doen?
Mij ligt dat wel. Ik zeg weleens: wij hoeven de liturgie niet te vernieuwen, het is de bedoeling dat de liturgie ons vernieuwt! Dat kan alleen maar als je de kans krijgt in die liturgie te groeien. En dan komt het op herhaling aan. Was het niet Willem Barnard die zei: de herhaling komt van God, de verveling van de mensen?

Die vernieuwende werking van de liturgie heb ikzelf voor het eerst ervaren in de jaren dat ik als kerkganger in Ginneken kwam, bij ds. A.C.D. van den Bosch. Die vaste liturgie, iedere week weer, gaf mij gelegenheid erin te groeien en het werd voor mij een huis om in te wonen en dat huis heeft in de loop der jaren heel wat stormen kunnen doorstaan.
Ik kom al jaren graag als gastvoorganger in Ginneken en nog steeds is de liturgie daar mij zeer vertrouwd. Ik ken geen andere gemeente waar het credo van Nicea gereciteerd wordt en de gemeente buigt bij ‘vleesgeworden uit de maagd Maria’ en bij ‘ten derde dage opgestaan’. En nergens anders maak ik mee dat de voorganger en de diaken hun handen wassen voor ze met de bediening van de Maaltijd beginnen. Iedere dienst eindigt steevast met de lofzang van Simeon in de onberijmde versie uit de Hervormde Bundel ‘38, waarbij de gemeente buigt bij het Gloria Patri.
In Ginneken leerde ik ook waar het om gaat in de liturgie. Pjotter Hendrix, kenner van de oosterse orthodoxie, kwam dat eens op een gemeenteavond uitleggen. Hij zei: ‘Het gaat niet om wat er gebeurd is. Dat is straattaal. Op straat vragen ze: wat is er gebeurd? Maar in de kerk gebeurt het!’ En dan zijn drie dingen belangrijk:
- het gebeurt hier en nu - Heden is Christus geboren!
- het gebeurt met engelen en aartsengelen – er is één kerk in hemel en op aarde,
- het gebeurt reeds en toch nog niet.
Sinds ik dat heb leren verstaan en herkennen in de liturgie, kan ik niet meer deelnemen aan of voorgaan in een kerkdienst waarin het enkel lijkt te gaan om (nieuwe vormen van) onze geloofsuitingen en -belevingen en er nauwelijks openheid en eerbied lijkt te zijn voor een (altijd vernieuwend) gebeuren van Godswege.

Als ik de verschillende orden voor de dienst, die ik krijg toegezonden, vergelijk met het oecumenisch ordinarium, of Orde I van het Dienstboek, dan gaat het in PKN-gemeenten vrijwel nergens ‘volgens het boekje’. Iedere gemeente heeft z’n eigen vertrouwde gewoonten.
Het Dienstboek deelt de dienst als volgt in:
- Intrede
- de heilige Schrift
- de Maaltijd van de Heer / Gaven en gebeden
- Zending en zegen.
Maar de varaties zijn velerlei. Het ergste vind ik een orde die is ingedeeld in: Begin van de Dienst, Dienst van het Woord, Dienst van het Antwoord en Einde van de Dienst.

Er zijn gemeenten waar de ouderling en diaken een duidelijke taak hebben in de eredienst. ‘Aan het begin van de dienst zit de voorganger op de eerste rij bij de ambtsdragers. De ouderling doet de voorbereiding en geeft u daarna de hand, waarna u de dienst vervolgt’.
De diaken spreekt het kyriegebed uit’. En: ‘Na de inzameling der gaven bidt de diaken het gebed over de gaven’.

Bijna overal is er wel een moment met of voor de kinderen. Meestal is dat na het collectagebed oftewel het gebed van de zondag.
Na het gebed van de zondag steekt één van de kinderen zeven kaarsen aan de paaskaars aan, waarmee wordt uitgedrukt dat we het licht van Christus mogen meenemen voor iedere dag van de week”. (Vreeland)
In de Oranjekapel in Utrecht is het iemand van de kindernevendienst, die de kinderen naar voren roept en vertelt wat ze gaan doen. Maar vaak wordt dit van de gastvoorganger verwacht.
Wilt u na het gebed van de zondag zelf de kinderen nodigen naar voren te komen? Na een kort gesprek en eventueel kinderlied kunnen de kinderen met hun lantaarntje naar de nevendienst.’(Vleuten)

Natuurlijk wordt er in de brief ook iets gezegd over wie de lezingen doet.
In elke dienst is er een lector aanwezig, die doorgaans de eerste lezing(en) doet. Het evangelie wordt gelezen door de voorganger.’ (Vleuten)
De voorganger begeeft zich naar de ambo aan de raamzijde voor de eerste lezing uit het Oude Testament. De ouderling vervolgt met de apostellezing... Dan volgt de aankondiging van het evangelie door de diaken, daarna de evangelielezing (door de diaken)’. (Kruispunt Den Haag)
Bijna in alle gemeenten waar ik gastvoorganger mag zijn, hoort men het evangelie staande aan en wordt het lezen van de Schrift besloten met de acclamatie: ‘U komt de lof toe’.
De Oranjekapel in Utrecht vraagt steevast naar welke Bijbelvertaling de voorkeur van de voorganger uitgaat, Kruispunt in Den Haag laat weten dat ze de Naardense Bijbel hanteren. Als er in de brief niet over een vertaling gerept wordt, wordt er ‘vanzelfsprekend’ uit De Nieuwe Bijbelvertaling gelezen.
Vermeldenswaard is ook het voorbedeboek, dat in steeds meer gemeenten gebruikt wordt:
De gemeenteleden hebben gelegenheid in een voorbedeschrift intenties te noteren. Dit schrift zal u voor de mededelingen door de diaken worden gegeven met het verzoek de intenties mee te nemen in de voorbeden’.
Soms krijg je als gastvoorganger aanwijzingen voor de liederenkeuze. In de lutherse gemeente in Amsterdam Zuid-Oost, waar veel Surinamers komen, wordt het Liedboek van de Kerken in Suriname gebruikt. Men stelt het op prijs als je niet alleen Nederlandstalige liederen uitzoekt, maar ook Surinaamse. Als je het Surinaams niet machtig bent, kan het dan wel lastig zijn een passend lied te zoeken.
Er zijn ook gemeenten die hun eigen bundel hebben:
Naast het Liedboek voor de Kerken kennen wij in onze gemeente een bundel met een verzameling liederen die de voorkeur hebben van gemeenteleden en kindernevendienst. Desgewenst kunt u daar een keuze uit maken.’

Tenslotte zijn er nog de regie-aanwijzingen. Vooral bij diensten waarin de Maaltijd gevierd wordt, kunnen die ingewikkeld zijn. Maar ook bij zoiets eenvoudigs als de Intrede en de Zegen zijn er regie-aanwijzingen te geven:
Tijdens de eerste psalm komt de voorganger, voorafgegaan door de ouderling en diaken van dienst de kerk binnen. We zijn gewend dat de ambtsdragers vóór de altaartafel een buiging maken, waarna de ouderling de voorganger de hand geeft en de ambtsdragers achter de tafel gaan staan.’
Na de slotzang gaat de voorganger met de ambtsdragers rechts en links van hem vóór de altaartafel staan. De voorganger spreekt de Zending en zegen uit, waarbij het kruisteken kan worden gemaakt.’ (Kruispunt Den Haag)

Dat het in iedere gemeente weer anders toegaat, vraagt van een gastvoorganger wat extra werk. Want je moet wel goed voorbereid zijn. Maar te midden van alle verschillen is er één constante: de preek, en die mag je helemaal alleen en op je eigen manier doen. Bij de voorbereiding van die preek maak ik veel gebruik van publicaties van theologen die Amsterdams geschoold zijn. Hoewel zij meestal weinig affiniteit hebben met liturgie, ontdek ik daar hetzelfde wat ik ook over de liturgie geleerd heb: het gaat niet om wat er gebeurd is en wat wij daar in afgeleide zin in onze tijd uit kunnen leren of aan kunnen beleven. Want het woord Gods meldt zichzelf niet achter of boven de tekst, maar in het verhaal: te midden van en dwars door alle menselijke geschiedenis heen geschiedt heil van Godswege. Het gebeurt dus hier en nu. Liturgie en preek zijn beide verkondiging.

Er valt natuurlijk veel meer te zeggen: over geluidsinstallaties bijvoorbeeld, of de inrichting van de kerk. Maar één ding is overduidelijk: in al die gemeenten zijn mensen heel betrokken en serieus bezig met de voorbereiding van een dienst. Ik ben altijd weer verwonderd over zoveel toewijding, over de vele mensen die vrije tijd aan de kerk besteden, over de aandachtige betrokkenheid tijdens de dienst, over de intensiteit waarmee de lezingen gelezen worden of gebeden gezegd worden, en vooral over de hartelijke wijze waarop je als gastpredikant ontvangen wordt.

.
ds Lieske Keuning

This entry was posted in Uncategorized. Bookmark the permalink.